I translate mostly from English to Dutch and vice versa, and occasionally from German. I have 10+ years of experience in editorial work and translation practice, with a specialization in sociopolitical and historical thought, as well as philosophical and art-related texts.
Besides translation I'm available for other editorial work, rewriting, copychecking or similar.
For rates and other inquiries, please contact me at mail [at] thijsvissia.nl.
WORK IN PROGRESS / ABSTRACTEAARDE.NL
I’ve been working on a collaborative website about ecological/climate crisis and the social relations of capitalism, geared towards a sense of alternatives, and aimed at a Dutch-language public: abstracteaarde.nl
The aim is to have a tool for translating and sharing a rich base of stimulating texts and fragments, and to build a critical dictionary on these topics. The current website is a starting point for publishing articles. A planned multi-author publishing site will take a little longer to produce.
Should you be interested in contributing or have any comments or suggestions, please e-mail me at the above address.
Deze pagina in het Nederlands
An incomplete list of translated work:
Recensie: Ernst Bloch, The Principle of Hope
Ernst Bloch, The Principle of Hope, 3 delen. (Cambridge: MIT Press, 1986.) Vertaald door N. Plaice, S. Plaice en P. Knight.
Loren Goldner
De vertaling naar het Engels van Ernst Bloch's hoofdwerk Das Prinzip Hoffnung, bijna veertig jaar nadat het boek in Amerikaanse ballingschap geschreven werd en ruim vijfentwintig jaar nadat er een definitieve, herziene editie van in het Duits verscheen, is op zichzelf al een gebeurtenis van belang voor de consolidatie van een serieuze Marxistische stroming in het Engelse taalgebied. Deze vertraging heeft een diepere oorzaak dan de relatieve internationale onbekendheid van Bloch (in vergelijking met de veel bekendere Frankfurter Schule of de inmiddels verbleekte grootheden van het Parijse Marxisme) of de moeilijkheden die zich voordoen bij het vertalen van zijn expressionistische Duits naar de taal van Locke en Hume, zonder daarbij verraad te plegen aan de levendige multi-dimensionaliteit die zich in elke zinswending manifesteert (een taak die de huidige vertalers op een lovenswaardige manier volbracht hebben). Er moest veel gebeuren om te zorgen dat Bloch “hedendaags” werd, en in de meeste opzichten blijft hij nog steeds meer een tijdgenoot van de eenentwintigste eeuw. Wat een werk visionair maakt, is tenslotte precies datgene wat door het verloop van de geschiedenis inzichtelijk gemaakt wordt. Toen Das Prinzip Hoffnung in 1959 Duitsland verscheen (twee jaar voor Bloch’s zelfgekozen ballingschap van Oost naar West-Duitsland), heerste er in het hele Westen (en nergens meer dan in de Engelssprekende landen) de gewichtige opinie dat het materialisme van Marx, ten goede of ten slechte, weinig verschilde van het sombere determinisme van het mid-negentiende-eeuwse Manchesterisme of het recentere Zhdanovisme, de in grijstonen geschilderde wereld waarin “het brein gedachten voortbrengt zoals de lever gal”.
Bijna een eeuw lang konden pamflettisten en ideologen hun brood verdienen met het verspreiden van deze visie, het meest recentelijk in dienst van de sovjetstaat en de westerse communistische partijen. Op dezelfde manier als de kapitalistische zelfrechtvaardiging en de sovjet-raison d'état een gezamenlijk belang ontdekten in het afschilderen van de bureaucratische nachtmerrie als “communisme”, beschouwden hardwerkende epistemologen aan beide kanten van de Koude Oorlog het als een deugd om het denken van Marx in te kleden met geijkte frases als “economisch determinisme” en “mechanistisch materialisme”, en het stevig te monteren op de “ijzeren historische wetten” die door de getrouwen begrepen werden “in het besef van hun noodzaak”.
Deze visie van Marx kreeg echter al spoedig de bestemming vuilnisbak, en het is niet nodig om lang stil te staan bij, enerzijds, de redelijk bekende serie nieuw gepubliceerde Marx-teksten en commentaren daarop, en anderzijds de gebeurtenissen en het klimaat waardoor hun “receptie” versterkt werd, die dit tot gevolg had. Van de internationale verspreiding van de “manuscripten van 1844” tot het beschikbaar worden van de lang obscuur gebleven Grundrisse tot de opheldering van de diepe en levenslange schuld aan Hegel die in de “late” geschriften van Marx zichtbaar is, zoals in het ongepubliceerde zesde hoofdstuk van deel 1 van Das Kapital, tot de opleving van arbeidersstrijd in de jaren 1968 tot 1973 en daarna, was het alsof twee decennia van de geschiedenis samenzweerden om aan te tonen hoe juist Marx’ elfde stelling over Feuerbach was, waarin Marx zijn standpunt scherp afzette tegen alle eerdere materialisten door de nadruk die hij legde op de actieve, zintuiglijke totstandkoming van de werkelijkheid door concrete historische actoren en op het falen van het vulgaire materialisme “om activiteit als iets objectiefs op te vatten”.
Als één van een heel klein groepje vroeg-twintigste-eeuwse pioniers in het “terugvinden” van deze opvatting van Marx, verwierf Ernst Bloch internationale prominentie in de Marxistische renaissance van de jaren 1960 en 1970, als iemand die daarin eindelijk in zijn element was. Tot tamelijk kort geleden was de schaarste aan Engelse Blochvertalingen in wezen een schandalig feit, en deze uitgave van The Principle of Hope zal veel doen om in die situatie herstel te brengen. Maar het is zeker niet genoeg om Bloch simpelweg als een extra naam toe te voegen aan een sterrenstelsel waar Lukács en Korsch al deel van uitmaken, of verschillende figuren van de Frankfurter Schule (waar Bloch ten onrechte aan gekoppeld wordt) zoals Adorno, Horkheimer, Benjamin of Habermas, om maar even niets te zeggen over het dorre en afgeknotte scientisme van figuren als Althusser of Colletti. In Das Prinzip Hoffnung bewijst hij dat hij tegelijkertijd een andere gezindheid heeft dan elk van de genoemde auteurs en beschikt over een Renaissance-achtige breedte aan interesses die door erg weinig anderen geëvenaard wordt. Als Bloch zich in de tekst niet heel erg inspant om zich van zijn vrienden bij de Frankfurter Schule te onderscheiden, is zijn gezichtspunt toch mijlen verwijderd van hun herbevestiging van het (Hegeliaanse) dualisme van Geist en Natur dat Marx aanvankelijk tussen 1843 en 1845 op een emancipatoire manier te boven wist te komen.
Slechts met aarzeling wil je een werk als Das Prinzip Hoffnung, dat dusdanig kosmisch van reikwijdte is, in een paar pagina’s proberen samen te vatten. Nogmaals, veel van wat in de internationale debatten van de jaren 1950 en 1960 het neusje van de zalm was en waarnaar we hierboven al verwezen hebben, is vervolgens op zo’n manier geabsorbeerd dat de avant-gardistische kwaliteit ervan minder direct in het oog springt. In een werk dat substantieel ingaat op thema’s die zo divers zijn als de alchemie van Paracelsus, laatmiddeleeuws millenarisme, de Kaballah en het Joodse messianisme, moderne natuurkunde, Indiase en Chinese filosofie, opera, landschapsschilderkunst en architectuur (om er slechts enkele te noemen), is het nodig om een bepaalde hoofdlijnen van de polemische insteek te extraheren en deze te situeren in verband met zijn voornaamste doelwitten.
Je zou misschien kunnen zeggen dat de drie delen van Das Prinzip Hoffnung een lange voetnoot vormen bij de opmerking van Marx dat “de mensheid al lange tijd een droom bezeten heeft die zij alleen maar in bewustzijn hoeft te bezitten, om hem ook werkelijk te bezitten.” Het project van Bloch, dat (in zijn eigen formulering) gesitueerd is in de “warme” in plaats van de “koude” stroom van het Marxisme, is om voor de concrete, praktische utopie van de toekomst het breedst mogelijke spectrum van historische voortbrengselen van de menselijke verbeelding toe te eigenen, om hun "diesseitige” karakter aan te tonen, evenals hun waarheid. Hiermee breidt hij slechts de benadering van Marx’ kritiek van religie uit over een veel breder scala van dergelijke menselijke scheppingen dan de meeste Marxisten geneigd zijn te doen. Het is zeker het geval dat de meeste Marxisten, en in nog veel sterkere mate de meeste Marx-commentatoren, de religiekritiek van Marx op een zwaar gebrekkige wijze opvatten, evenals de rol die deze in zijn werk vervult, terwijl Marx deze zelf aanmerkte als “de basisvoorwaarde voor alle mogelijke kritiek”. Marx en Bloch bekritiseren religie niet als “misvatting” vanuit het gezichtspunt van een of ander beperkt “wetenschappelijk” standpunt dat zelf over de waarheid beschikt; het project van Marx en Bloch is om de menselijke waarheid van religie te laten zien (als één van meerdere voortbrengselen van de menselijke verbeelding in de maatschappij) en om voorbereidingen te treffen voor de realisatie van die waarheid in maatschappelijke omstandigheden waarin de religieuze illusie niet langer nodig zal zijn. Als antecedenten voor dit type atheïsme wendt Bloch zich tot een aantal laatmiddeleeuwse millenaristen wiens ketterij zo ver ging dat ze God zelf zagen als een teniet-te-doen obstakel voor de volledige realisatie van het aardse koninkrijk; dit in tegenstelling tot het gebruikelijke achttiende-eeuwse Verlichtingsatheïsme dat doorgaans aan Marx toegeschreven wordt.
In Das Prinzip Hoffnung breidt Bloch deze methode van “toe-eigening” uit tot een waarachtige alchemistenketel aan obscure creaties. Wat er in Bloch’s werk op het spel staat is de betekenis van de verhouding tussen de mensheid en de natuur, een project dat, in zijn eigen woorden, gericht is op de “vermenselijking van de natuur en het naturaliseren van de mensheid”. Door dit gezichtspunt wordt in ieder geval haast elke gebruikelijke variant van het “Marxisme” of Marx-interpretatie op losse schroeven gesteld. Bloch laat zien dat de actieve menselijke samenstelling van de wereld door historische activiteit het principe is waarmee Marx zich van elk eerder “Democritisch” materialisme onderscheidt. Bloch volgt niet enkel het voorbeeld van Marx in het opnemen van “de actieve kant die door het idealisme uitgewerkt is” (Stellingen over Feuerbach) die zorgt dat de meeste Marx-studenten niet verder komen dan Hegel en Schelling; hij laat zien dat figuren als Giordano Bruno, Paracelsus en Jacob Böhme feitelijk tijdens de Renaissance en de Reformatie een visie op de mens-in-de-natuur ontwikkelden, als de verzoening van natura naturans en natura naturata, die in de theologie en de filosofie van Erigena tot Spinoza onderwerp van aandacht waren - een conceptie van een actieve, levende materie die met verbeeldingskracht begiftigd was, de herinnering waaraan door de Galileïsch-Newtoniaanse natuurkunde begraven werd. Dit laat zien hoezeer Bloch een tegenvoeter is van de Frankfurter Schule en hun Weberiaanse idee dat “heerschappij” het principe is dat de menselijke verhouding met de natuur kenmerkt. Terwijl de Frankfurter Schule in sommige opzichten de piek vormde van de twintigste-eeuwse heropleving van interesse voor Hegel, volgde deze, zoals Georg Lichtheim stelde, doorgaans de route “van Marx naar Hegel”; vol afschuw van het vulgaire materialisme van de officiële arbeidersbeweging van de Tweede en Derde Internationale, omhelsden ze van de weeromstuit “de actieve kant die door het idealisme uitgewerkt werd” door precies het hele gebied van natuur en wetenschap af te doen als ”overheersing” en ”instrumenteel denken”, waarmee ze bevestigden dat ze in wezen als Mandarijnen naar de wereld keken.
Stellig werd door Bloch precies de tegenovergestelde benadering gekozen; in plaats van het afperken van een wereld van “Geist” van de ”instrumentele” wereld van de natuur en de natuurwetenschap, volgt Bloch Bruno en Paracelsus richting een beeld van de natuur als iets dat zelf deel uitmaakt van de “actieve” kant, om het vulgaire, mechanische materialisme in zijn eigen bastion de grond onder de voeten weg te trekken. In zijn laatste postuum gepubliceerde werk, Experimentum Mundi, komt Bloch er dicht in de buurt om de natuur zelf een soort subjectiviteit toe te schrijven.
Hoe ver het boek van Bloch zijn tijd ook vooruit was, vertoont het natuurlijk ook wel tekenen van zijn tijd. Door zijn incidentele terzijdes over de prestaties van de Sovjetunie, die met name dienen als illustratie van concrete utopische realisaties, vraag je je af waar al die verheven concepties werkelijk de grond raken. Concrete politieke analyse was nooit een sterke kant van Bloch en evenmin van een aantal andere twintigste-eeuwse pioniers die hun best gedaan hebben om de werkelijke statuur van de theorie van Marx te herstellen (Bloch’s essay “Jubeljaar voor Renegaten”, dat geschreven is als een verdediging van de Moskouwse showprocessen, laat zien dat zelfs een bewust gehegelianiseerd Marxisme gebruikt kan worden om haast alles te rechtvaardigen). Ook is er het vraagstuk van Bloch’s relatie met de huidige milieubeweging in West-Duitsland, een relatie die ingewikkeld genoeg is dat er op zich al een heel essay aan te wijden zou zijn. Critici van Bloch zijn vaak vlug om erop te wijzen dat de bescheiden vloedgolf van interesse in sjamanisme, hekserij, Steineriaanse antroposofie en de herleving van de Duitse romantische traditie van natuurmysticisme die een thuis heeft gevonden onder de aanhang van de Duitse Groene partij (iets dat misschien het best gearticuleerd is in Hans Peter Duerr’s briljante maar eigenzinnige studie Traumzeit) op een lijn ligt met de zaken waarbij Bloch zich betrokken voelt. Aantonen waarom dit idee onjuist is, zou hier te ver voeren. Maar er kan geen twijfel over bestaan dat ecologische crisis, de kwestie van kernenergie, de high-tech industriële herstructurering en tal van andere vragen de “politisering” van natuur en wetenschap op de maatschappelijke agenda geplaatst hebben op een manier die voor eerdere politieke generaties ongekend was.
De “vermenselijking van de natuur en de naturalisering van de mensheid” bevindt zich meer dan ooit eerder in het centrum van het politieke leven, op een manier die ook door traditionele politieke partijen niet meer genegeerd kan worden. Deze realiteit vormde inderdaad een uitdaging voor het merendeel van het “westerse Marxisme” (om een actueel etiket te gebruiken voor de generatie van de jaren 1960 en 1970 die door Lukács, Gramsci, Korsch, Althusser en aanverwanten geïnspireerd werd) die ze echter jammerlijk heeft laten liggen. In de jaren 1950 en 1960 was het gevecht om de Zhdanov'se orthodoxie van zijn troon te stoten dusdanig van aard dat de beste inspanningen gericht waren op het al genoemde “opgraven” van de Hegeliaanse bronnen van Marx. Maar een mogelijk onbedoeld effect van deze polemiek was dat alle centrale vraagstukken weer geplaatst werden op het filosofische vlak - alsof alles op het niveau van methodiek beslecht kon worden - terwijl Marx zich juist had ingespannen om ze daarvan te bevrijden. In een periode waarin “economische crisis” iets leek dat thuishoorde in het museum van een eerdere fase van het kapitalisme, en dat gezien kon worden als een typisch onderwerp voor het ”mechanistische Marxisme”, was het veel interessanter om het te hebben over cultuurkritiek, psychoanalyse, symbolische antropologie, semiotische literatuurbenaderingen enzovoorts. De vragen van economie, technologie en wetenschap waren niet alleen het terrein van het “vulgaire Marxisme” geworden; deze onderwerpen werden door de meeste ”westerse Marxisten” oninteressant gevonden. Dergelijke gebieden konden nu met een paar bezwerende formules rond een codewoord als “instrumentalisme” terzijde geschoven worden. Wat een verschil met de door Marx gekozen benadering in dezelfde Manuscripten van 1844, waarop deze stroming zich beweerde te baseren!
Veel van het creatieve Marxisme van de vroege twintigste eeuw - het werk van Luxemburg, Trotski of Bordiga - of van de latere generatie die gevormd werd tijdens de zwarte jaren van het opkomende Stalinisme, zoals C.L.R. James of Paul Mattick sr. was een voortbrengsel van de onstuimige strijdopleving van 1917-1921 en de nasleep daarvan. Zelfs de “professoren” Korsch en Lukács haalden de inspiratie voor hun belangrijkste werk uit die ervaring van de sovjets en arbeidersraden die aan het eind van de Eerste Wereldoorlog in talloze steden van Glasgow tot Moskou opgericht werden. De verspreiding van het “westerse Marxisme” na 1968 had op vergelijkbare wijze zijn opmars te danken aan de terugkeer van radicale activiteit van de werkende klasse tussen 1968 en 1973. Maar de opmars van deze internationale “linkse academie” zorgde ervoor dat het “westerse Marxisme” een Marxisme van academische docenten werd en het versterkte de duidelijke neiging van dit maatschappelijke stratum om het dualisme van Geist-Natur te reacticuleren dat al minstens sinds de negentiende eeuw een onwrikbaar onderdeel van het academische onderwijs was. De kritiek op de “westerse Marxisten” is hier niet dat ze professoren waren, of dat ze de periode 1917-1921 niet meemaakten. Ernst Bloch was het grootste deel van zijn leven professor, en zoals al aangegeven laten zijn politieke verbintenissen aan het Stalinisme zien dat creatieve originaliteit op het ene vlak zeker geen garantie vormt tegen banaliteit op het andere.
De uitdaging die door Bloch gesteld wordt aan de hedendaagse linkse intelligentsia, en die in Das Prinzip Hoffnung en elders gearticuleerd wordt, ligt in zijn bevestiging van een enkele unitaire wetenschap die de natuur, materie en de kosmos zelf ziet als een zintuiglijk, levend en historisch proces dat in de menselijke geschiedenis zijn voortzetting vindt. Het verschijnen van deze vertaling van Bloch’s boek, gecombineerd met de meervoudige economische, maatschappelijke en ecologische crises van het heden en de toekomst, laten een weg vooruit zien voor westerse Marxisten, die momenteel in een richtingloze toestand verkeren nadat ze bewust of onbewust de vergissingen van de Jong-Hegelianen gereproduceerd hebben en de stap teruggezet hebben richting “kritische kritiek” waartoe ze door Adorno aan het begin van diens Negative Dialektik uitgenodigd werden. Door in te gaan tegen het huidige gentrificatieproces van het Marxisme, om nog maar te zwijgen over post-Marxisme en postmodernisme, opent het werk van Bloch een pad naar het domein waar “het denken niet alleen zijn werkelijkheid moet zoeken, maar de werkelijkheid ook moet zoeken naar zijn denken”.
[0.0]Hoofdstuk I - Inleidend overzicht tot het agrarische vraagstuk. 1. Nationale vraagstuk, Persoonlijkheid, Cultuur, Intellectuelen. 2. Marx en de rechtzetters, marxisme en dogmatici. 3. Saggio [bewijs, demonstratie] van winst, methode van Marx. 4. Wetenschap, Feodaliteit in Italiëa. 5. [De] methode van marx, Feodalisme[feodaliteit], deelpacht[de] deelkolonie [??] [Colonia parziaria] 6. Rijkdom, Bourgeoisie en individualisme, Waardetheorie, Communisme, Oorspronkelijk[//primitief] communisme, Grondmonopolie.
[2. Marxismo e rettificatori, Marxismo e dogmatici. 3. Saggio del profitto, Metodo marxista. 4. Scienza, Feudalesimo in Italia. 5. Metodo marxista, Feudalesimo, Colonia parziaria. 6. Ricchezza, Borghesia e individualismo, Teoria del valore, Comunismo, Comunismo primitivo, Monopolio terriero.]
[0.999]
Aantekeningen
'setzen'
The philosophical uses of setzen correspond to, and are influenced by, those of the Greek tithenai, tithesthai (1 ‘to place’, 2 ‘to affirm, posit, assume’), but the common translation, ‘to posit’, comes from the past participle, positus, of the Latin ponere (‘to put’, etc.). - hier vertaald als 'stellen', 'gesteld', etc.
[0.999]noten bij vertaling:
1. [gewone tekst tussen haken zijn alternatieve oplossingen]
2. In doorgehaalde tekst staan afgewezen eerdere opties of eigen aantekeningen, deze zijn te zien door het veld rechtsboven aan te vinken.
3. [ONDERLIJNDE tekst tussen haken is bestemd voor definitieve vertaling: aanvulling van evident ontbrekende woorden (met name weggelaten werkwoorden) in de oorspronkelijke tekst.]
Zehn Thesen über Marxismus heute (1950)
Tien stellingen over marxisme vandaag (1950)
I. Es hat keinen Sinn mehr, die Frage zu stellen, wieweit die Lehre von Marx und Engels heute noch theoretisch gültig und praktisch anwendbar ist.
1. Het heeft niet langer zin om de vraag te stellen, in welke mate de leer van Marx en Engels vandaag nog theoretisch geldig en praktisch toepasbaar/bruikbaar is.
II. Alle Versuche, die marxistische Lehre als Ganzes und in ihrer ursprünglichen Funktion als Theorie der sozialen Revolution der Arbeiterklasse wiederherzustellen, sind heute reaktionäre Utopien.
2. Alle pogingen, de marxistische leer als geheel en in zijn oorspronkelijke functie als theorie van de sociale revolutie van de arbeidersklasse te [wiederherstellen, restore, retrieve], zijn vandaag reactionaire utopieën.
III. Im Guten und Bösen sind aber wichtige Bestandteile der Marxschen Lehre mit veränderter Funktion und auf veränderten Schauplätzen noch heute wirksam. Auch aus der Praxis der vormaligen marxistischen Arbeiterbewegung sind wichtige Antriebe in die heutigen praktischen Auseinandersetzungen von Völkern und Klassen eingegangen.
3. Ten goede en ten kwade zijn echter belangrijke bestanddelen van Marx zijn leer met een veranderde functie en in een veranderd speelveld heden nog werkzaam[effectief]. Ook de uit de praxis van de voormalige marxistische arbeidersbeweging zijn belangrijke aanzetten gedaan die [deel geworden zijn/zijn gaan uitmaken] van de praktische [auseinandersetzung/discussie of conflict, strijdpunten] van volkeren en klassen.
IV. Der erste Schritt zum Wiederaufbau einer revolutionären Theorie und Praxis besteht darin, mit dem monopolistischen Anspruch des Marxismus auf die revolutionäre Initiative und auf die theoretische und praktische Führung zu brechen.
4. De eerste stap richting de wederopbouw van een revolutionaire theorie en praxis bestaat erin, met de monopolistische aanspraak van het marxisme op revolutionaire initiatieven en op het theoretisch en praktisch leiderschap te breken.
V. Marx ist heute nur einer unter vielen Vorläufern, Begründern und Weiterentwicklern der sozialistischen Bewegung der Arbeiterklasse. Ebenso wichtig sind die sog. »utopischen Sozialisten« von Thomas Morus bis zur Gegenwart. Ebenso wichtig sind auch solche großen Konkurrenten von Marx wie Blanqui und solche Erzfeinde wie Proudhon und Bakunin. Ebenso wichtig sind schließlich auch solche nachträglichen Weiterentwicklungen wie die durch den deutschen Revisionismus, den französischen Syndikalismus und den russischen Bolschewismus.
5. Marx is vandaag slechts één onder vele voorlopers, grondleggers en [weiterentwicklern]ontwikkelaars van de socialistische beweging van de arbeidersklasse. Van even groot belang zijn de zg. "utopistische socialisten" van Thomas More tot het heden. Van even groot belang zijn ook zulke grote concurrenten van Marx als Blanqui en zulke aartsvijanden als Proudhon en Bakoenin. Van even groot belang zijn ten slotte ook zulke latere verdere ontwikkelingen zoals door het Duitse revisionisme, het Franse syndicalisme en het Russische bolsjewisme.
Vl. Besonders kritische Punkte im Marxismus sind 1. praktische Abhängigkeit von den unentwickelten ökonomischen und politischen Bedingungen in Deutschland und in allen anderen mittel- und osteuropäischen Ländern, in denen er später politische Bedeutung erlangte; 2. bedingungsloses Festhalten an den politischen Formen der bürgerlichen Revolution; 3. bedingungslose Akzeptierung der fortgeschrittenen ökonomischen Zustände in England als Modell für die künftige Entwicklung aller Länder und als objektive Vorbedingung für den Übergang zum Sozialismus. - Dazu kommen 4. die Folgen seiner wiederholten, krampfhaften und widersprechenden Versuche, diese Bedingungen zu durchbrechen.
VII. Aus diesen Bedingungen entspringt 1. die Überbetonung des Staates als des entscheidenden Instruments der sozialen Revolution; 2. die mystische Identifizierung der Entwicklung der kapitalistischen Ökonomie mit der sozialen Revolution der Arbeiterklasse; 3. die spätere zweideutige Weiterentwicklung dieser ersten Form der Marxschen Revolutionstheorie durch die künstliche Aufpfropfung einer teils gegen Blanqui, teils gegen Bakunin entwickelten Zwei-Phasen-Theorie der kommunistischen Revolution, die die wirkliche Emanzipation der Arbeiterklasse aus der gegenwärtigen Bewegung eskamotiert und in eine unbestimmte Zukunft verlegt.
VIII. An diesem Punkt hat die Leninsche oder bolschewistische Weiterentwicklung des Marxismus eingesetzt, und es ist diese neue Form, in der der Marxismus auf Rußland und auf Asien übertragen worden ist. Gleichzeitig damit vollzog sich die Entwicklung des marxistischen Sozialismus von einer revolutionären Theorie zu einer Ideologie, die in den Dienst einer großen Reihe von verschiedenen Zielsetzungen gestellt werden kann und gestellt wurde.
IX. Von diesem Standpunkt sind die beiden russischen Revolutionen von 1917 und 1928 kritisch zu begreifen, und von diesem Standpunkt sind auch die verschiedenen heute vom Marxismus in Asien und im Weltmaßstabe erfüllten Funktionen zu bestimmen.
X. Die Bestimmung der Arbeiter über die Produktion ihres eigenen Lebens wird nicht hervorgehen aus ihrem Einrücken in die verlassenen Positionen der sich selbst aufhebenden sogenannten freien Konkurrenz der monopolistischen Eigentümer der Produktionsmittel auf den internationalen Märkten und auf dem Weltmarkt. Sie kann nur noch hervorgehen aus dem planmäßigen Eingreifen aller heute ausgeschlossenen Klassen in die heute tendenziell schon allenthalben monopolistisch und planmäßig regulierte Produktion.
[1.0]Het arbeidsproces - Vast kapitaal. Arbeidsmiddelen. Machine. - Vast kapitaal.
Op de draad van de tijd
[Barbaren vooruit!/Barbaren, voorwaarts!Voorwaarts Barbaren]
Er zijn twee grote opvattingen van de geschiedenis die tegenover elkaar staan[Er zijn twee grote, tegenovergestelde opvattingen van de geschiedenis]: de eerste is groot in de zin dat ze oud, wijdverspreid en hardnekkig is: deze ziet het "bepalende moment" van de geschiedenis in de glorie van de overheersing, in het genoegen van macht en van het initiatief, in de wil en de energie van helden, leiders en groepen die zich in de strijd werpen om tenslotte de beker die hun dorst naar macht kan lessen, naar hun bevende lippen te brengen[de beker, die hun dorst naar macht kan lessen, naar hun bevende lippen te brengen]; door dergelijke slagen en oorlogen zou het pad van de mensheid getekend worden.
Over het vraagstuk van de nationaliteiten, evenals van de etniciteiten dat er nauw mee[daar aan/eraan/daaraan?] verbonden is, ging de bijeenkomst van Triëst van 29-30 augustus 1953. Omdat de toehoorders [ter plekke/daar] erop aandrongen dat een uitgebreid verslag van deze bijeenkomst direct gepubliceerd zou worden, is dit verschenen op de plek van Il Filo del Tempo in nummer 16, 17, 18, 19 en 20 van "il programma comunista"... en mogelijk nog wat meer plek dan dat.
De tweede opvatting, dat is die van ons marxisten. Kiezen we daarover bij Engels één van de meest compacte en heldere formuleringen: "Volgens de materialistische opvatting, is het beslissende moment in de geschiedenis, uiteindelijk, de productie en de reproductie van het directe bestaanhet onmiddelijke leven."
Ondanks[ongeacht] de talrijke gesproken woorden en artikelen[gesproken en geschreven bijdragen], is de vraag niet alleen niet uitputtend, maar ook niet tot het einde toe besproken. Het historische vraagstuk van de nationale strijd en de houding van communisten daartegenover - in theoretische en in politieke zin - beperkte zich tot de Europese ruimte, waarvan we de grenzen daarentegen niet genomen hebben als tot aan de Oeral strekkend , maar ze in het Zuiden aan de Dnjepr en in het Noorden aan de Onega gelegd hebben - dit vanzelfsprekend ruwweg, grosso modo; gerekend dat de historische grens (wat betreft de politieke steun voor onafhankelijkheidsbewegingen) de periode van 1789-1871 besloeg. Blijft derhalve nog [te bespreken] de aziatische ruimte, en algemener de vraag van de niet-witte rassen, om vast te stellen dat een overeenkomstige periode, die min of meer aanving toen de andere op haar eind liep, zelf nog niet afgesloten is. Met het belangrijke onderscheid dat de witte periode samenviel met de fase van het ontstaande kapitalisme, en de gekleurde gepaard gaat aan die van het imperialistische en parasitaire kapitalisme. In ieder gevalHoe dan ook heeft het geen zin om de kleurenblinde te spelen[kleurenblindheid voor te wenden]. De volgende bijeenkomst gaat daarom over: imperialisme en het oriëntale en koloniale vraagstuk.2
2. Imperialismo e lotte coloniali (Imperialisme en koloniale strijd): Il programma comunista, nr. 23 1953.
[4.0]Het gezin en het vraagstuk van seksuele verhoudingen zullen we te zijner tijd afzonderlijk bespreken. Ook hierbij komt de individualistische uitleg van het streven naar plezier van het ik, met alle abnormale constructies en rottigheden van dien, ten val[bewijst zijn waardeloosheid/toont zich waardeloos/toont zich de waardeloosheid], en zal [er] een uitleg[verheldering] verhelderd[uitgetekend/uitgestippeld] worden die niet voluntaristisch, maar deterministisch en sociaal is. [4.0][Eerder toen we?]Oorspronkelijk, wanneer[toen we] we de overgang[het overgaan, de ontwikkeling] van waarde tot kapitaal [onderzochten]beschouwden, werd het arbeidsproces eenvoudigweg opgenomen in het kapitaal, en naar gelang [bet.: afh. van, niet juist, juist is: according to, volgens, tengevolge?] haar fysieke omstandigheden[toch omstandigheden/materiële vereisten/bepaaldheid?hoedanigheid?], naar gelang haar materiële aanwezigheid [Dasein][gedaante?], deed het kapitaal zich voor als de totaliteit van de voorwaarden van dit proces en splitste het [het wegl?] zich [dien]overeenkomstig[ihm gemäß] uit[op] in[ tot] bepaalde kwalitatief verschillende delen, als arbeidsmateriaal (dit, en niet grondstof is de [begripsmatig] juiste uitdrukking voor het begrip), arbeidsmiddelen en levende arbeid. Aan de ene kant[enerzijds] was het kapitaal naar zijn [naar zijn? naar gelang zijn?] materiële bestaan in deze drie elementen uitgesplitst[uiteengevallen] [uiteengevallen? auseinandergegangen]; anderszijds maakte de bewogen eenheid daarvan het arbeidsproces uit (of het binnen het proces in elkaar vloeien [met elkaar samenkomen] van deze elementen [binnen het proces]), en ['vormt' inv?] de rusttoestand het product. In deze vorm doen de materiële elementen - arbeidsmateriaal, arbeidsmiddel en levende arbeid - zich enkel [slechts] voor [verschijnen...slechts] als de wezenlijke momenten van het arbeidsproces zelf, die[dat!-het arbeidsproces ipv haar elementen] [het] kapitaal zich toe-eigent. Maar deze stoffelijke kant - of haar bepaling als gebruikswaarde en als werkelijk proces - viel in het geheel niet samen met haar formele kant. In deze laatste [verschenen [of: deden zich .... voor]
Vooralsnog is het genoeg[voldoende/afdoende] om de volgende woorden te herhalen om dichter te benaderen wat "de productie en de reproductie van het directe bestaan[onmiddelijke leven]" inhoudt:
"Maar dit[deze] heeft zelf op zijn beurt weer een tweevoudig karakter[tweevoudige aard]. Van[Aan] de ene kant, de productie van bestaansmiddelen, voedsel en kleding, onderdak, en van het gereedschap dat voor de productie daarvan nodig is; aan de andere kant[wegl?], de productie van de mensen zelf, de voortplanting van hun soort."
productie/voortbrenging
OG: Nach der materialistischen Auffassung ist das in letzter Instanz bestimmende Moment in der Geschichte: die Produktion und Reproduktion des unmittelbaren Lebens. Diese ist aber selbst wieder doppelter Art. Einerseits die Erzeugung von Lebensmitteln, von Gegenständen der Nahrung, |28| Kleidung, Wohnung und den dazu erforderlichen Werkzeugen; andrerseits die Erzeugung von Menschen selbst, die Fortpflanzung der Gattung.
NL/Marxists.org: Volgens de materialistische opvatting is het in de geschiedenis in laatste instantie beslissende moment de productie en reproductie van het onmiddellijke leven. Deze draagt echter zelf weer een dubbel karakter. Enerzijds de voortbrenging van middelen van bestaan, van voedingsmiddelen, kleding, woning en de daarvoor nodige werktuigen; anderzijds de voortbrenging van de mensen zelf, de voortplanting van de soort.
In deze laatste
hierin verschenen
1) de drie elementen, waarin het zich, [voordoet - geen tang] voorafgaand aan de uitruil met het arbeidsvermogen, voorafgaand aan het werkelijke proces voordoet, als slechts kwantitatief verschillende gedeeltes van zichzelf, als waardegrootheden, waarvan het zelf, als de som, de eenheid vormt. De stoffelijke vorm, de gebruikswaarde, waarin deze verschillende gedeeltes bestaan, veranderde verder niets aan de gelijksoortigheid van deze bepaling[hoedanigheid??]. Van de formele kant gezien[Formeel gezien/Van de/deze formele kant gezien] deden ze zich slechts als kwantitatieve onderverdelingen van het kapitaal voor;
[evt inv.: 'en'] 2) binnen het proces zelf, naar hun vorm beschouwd, waren de elementen van arbeid en de twee anderen [naar hun vorm beschouwd hier?] slechts onderscheiden[verschillend] [onderscheidden ...zich slechts/enkel], in de zin dat de enen als constante waarden, en de andere als waardescheppend [waarde ponerend, wertsetzend, value-positing] [bestimmt war?][MOEILIJK].MOEILIJK vanuit het EN: binnen het proces zelf, waren naar de vorm beschouwd de elementen [het element] van[wegl] de arbeid en de twee andere [elementen] [naar de vorm beschouwd-HIER] alleen[slechts/enkel] verschillend inzoverre [DAT?]als[dat] de laatste als constante waarden gespecificeerd [bestimmt] waren, en de eerste als waardestellend [gespecificeerd was]. Maar voor zover het [Maar wat betreft/Maar waar het ... betrof]hun verschil als gebruikswaarden, het hun stoffelijke kant betrof [wat betreft hun stoffelijke kant], viel dit volstrekt buiten het de specifieke [formele] karakter[ bepaling?] [Formbestimmung] van het kapitaal [als vorm?]. Nu echter, met het onderscheid tussen circulerend kapitaal (grondstof en product) en vast kapitaal (arbeidsmiddelen), wordt het onderscheid tussen de elementen als gebruikswaarden gelijktijdig [gesteld] als een onderscheid binnen het kapitaal als kapitaal, aan haar formele kant, gesteld [in haar formele aspect? klinkt zo veelvuldig 'kant' te ruimtelijk/stoffelijk?]. De verhouding tussen de factoren, die slechts kwantitatief was, verschijnt nu [doet zich nu voor] als een kwalitatieve verdeling van het kapitaal zelf en als iets dat de totale beweging (omloop) ervan bepaalt. Het arbeidsmateriaal en het arbeidsproduct, de neutrale neerslag van het arbeidsproces, zijn nu reeds als grondstof en product niet langer [gespecificeerd] als materiaal en als arbeidsproduct gespecificeerd, maar daarentegen als de gebruikswaarde van het kapitaal zelf in [haar] verschillende fases.
De noodbellen klinkenHet is tijd de noodbel te luiden, wanneer men (om in het propaganda- en agitatiewerk snellere schreden te maken) aanvangt volgens de methode te hanteren begint de methode te hanteren die stelt dat je in kringen van onder in de rangen van proletariërs enkelniets anders dan alleen maar bekende termen en stellingen en woorden moet bezigengebruiken[in bekende termen moet spreken?], gladde frases die [door allen geaccepteerd kunnen worden]voor allen acceptabel zijn, in lijn en in de pas lopen met wat er door predikanten, leraren, korporaals, gecultiveerde burgers, schrijvers en deskundigen al gemeengoed gemaakt is. Dit zou onsstelt ons vervolgens in staat stellenwat ons vervolvens in staat stelt om op het gemeenschappelijke platform van onwankelbare[onbespreekbare] heilige waarheden, het kleine gemakkelijke spelletje te spelen om al die lieden op heterdaad op missers te betrappen, om dat vervolgens als een "waarlijk politiek" succes te claimen.
Zolang het arbeidsmiddel in de eigenlijke zin van het woord arbeidsmiddel blijft, zoals het direct, historisch, door kapitaal in zijn waardevormingsproces [waardevorming/Verwertung] opgenomen is, ondergaat het slechts een formele wijziging door het gegeven, dat het zich nu niet slechts als gevolg van[naar gelang] haar stoffelijke aspect voordoet als arbeidsmiddel, maar tegelijk als een door het totale proces van het kapitaal bepaalde bijzondere bestaansvorm [bestaanswijze] daarvan [voordoet hierheen? niet][, in origineel, weglaten] - als vast kapitaal. In het productieproces van het kapitaal opgenomen, maakt het arbeidsmiddel echter verschillende metamorfosen door[doorloopt het...], waarvan de laatste de machine is, of veeleer een automatisch systeem van machines (systeem van machinerie; het automatische is slechts de meest vervolmaakte, meest adequate vorm daarvan en verandert als zodanig de machinerie pas in een systeem[is pas... wat... in een systeem verandert]), in beweging gezet door een automaat, een bewegende kracht, die zichzelf beweegt; deze automaat, bestaande uit talrijke mechanische en intellectuele organen, zodat de arbeiders zelf slechts als de rol van bewuste verbindingsschakels ervan toebedeeld krijgen[te vrij- slechts als ... fungeren?]fungeren. In de machine en nog sterker in de machinerie als een automatisch systeem, is het arbeidsmiddel naar gelang zijn gebruikswaarde, naar gelang zijn stoffelijke aanwezigheid, omgevormd tot een voor het vaste kapitaal en het kapitaal als zodanig adequaat bestaan en [is] de vorm, waarin het als direct arbeidsmiddel in het productieproces van het kapitaal opgenomen werd, in een door het kapitaal zelf gestelde [geponeerde] en ermee overeenstemmende vorm opgeheven.
De toe-eigening van levende arbeid door geobjectiveerde[vergegenständlichte] arbeid - van de waardegevende kracht [waardescheppend vermogen? verwertenden Kraft] waardescheppende kracht of activiteit door de voor zich zijnde [für sich seiende] waarde -, die in het begrip van het kapitaal [besloten] ligt, wordt in de op machinerie berustende [steunende, gebaseerde?] productie gesteld [gesteld, gesetzt hier of aan het einde] als het karakter van het productieproces als zodanig, inclusief haar materiële [stoffelijke] elementen en haar materiële [stoffelijke]beweging [gesteld]. Het productieproces is opgehouden arbeidsproces te zijn in de zin dat arbeid er als de beheersende eenheid over heerst [er als de beheersende eenheid meester over is [übergreifen: voornaamste/predominant? /in de zin dat de arbeid [het] als de beheersende eenheid [het] omvat? omvatten?]. Die doet zich veel meer voor als niet meer danslechts[enkel] het bewuste orgaan daarvan, dat over vele punten van het mechanische systeem in de individuele [einzelnen] levende werkers verstrooid is, opgenomen onder het algemene proces van de machinerie zelf, als zelf slechts [niet meer dan] een schakel in het systeem, waarvan de eenheid niet berust in de levende arbeiders, maar in de levendige[lebendige=levende?] (actieve) machinerie, die zich tegenover hunzijn[hun?mv] individuele, onbeduidende handelen als een geweldig[immens machtig] organisme voordoet[confronteert als]. In de machinerie treedt de geobjectiveerde[vergegenständlichte] arbeid de levende arbeid tijdens[in] het arbeidsproces zelf tegemoet als de haar [levende arbeid] beheersende macht, [de vorm ][een macht]die het kapitaal als de toe-eigening van levende arbeid als vorm aanneemt[;|??]. Het in zich opnemen [Aufnehmen] van het arbeidsproces als slechts een moment van het [verwertungsprozesses des Kapitals;realisatieproces?] van het kapitaal is ook van de materiële kant datgene wat [MOEILIJKE ZIN, hierna vanuit EN] De omvorming van de arbeidsmiddelen tot machinerie, en van levende arbeid tot slechts een levend verlengstuk van deze machinerie, [tot] als het middel van haar functioneren[van haar activiteit, ihrer Aktion], maakt [poneert] [maakt/stelt] ook de opname van het arbeidsproces in materiële zin [materieel beschouwd] tot niet meer dan [slechts] een moment in het realisatieproces van het kapitaal.[als het middel van haar activiteit/actie/doen/handelen - aan het einde?]verwertenden kraft, verwerten = waardegeven?
De vermeerdering van de productieve kracht van de arbeid en de grootst mogelijke negatie van de noodzakelijke arbeid is, zoals we gezien hebben, de noodzakelijke tendens van het kapitaal. De verwerkelijking van deze tendens is de omvorming van het arbeidsmiddel tot machinerie. In de machinerie staat de dinggeworden[geobjectiveerde] arbeid stoffelijk[fysiek?] tegenover levende arbeid[confronteert...] als een haar beheersende macht en als de actieve onderschikking ervan onder zichzelf, niet slechts door de toeëigening daarvan, maar in het reële productieproces zelf; de kapitaalverhouding als de waarde die zich de waardegevende activiteit toeëigent [zich toe-eigenende waarde], wordt in vast kapitaal, dat als machinerie bestaat, dat als machinerie bestaatgelijktijdigtegelijk gesteld gelijktijdig geponeerd [gesteld] als verhouding van de gebruikswaarde van het kapitaal tot de gebruikswaarde van het arbeidsvermogen; de in de machinerie dinggeworden[geobjectiveerde] waarde verschijnt als vooronderstelling waartegenover de waardescheppende kracht van het individuele arbeidsvermogen als oneindig klein [en/of? nietig] wegvalt; door de productie in enorme aantallen, die doormet de machinerie geponeerd/realiseerd gesteld wordt, wordt[] [gesetzt ist-door geponeerd wordt?] verwoest verdwijnt evenzo [?]elkeiedere verbinding tussen het product met[en] de directe behoefte van de producent [verdwijnt aan het product iedere relatie...], en daarom met de directe gebruikswaarde; door de vorm], waarin het product voortgebracht/geproduceerd wordt, en [in] de verhoudingen, waarbinnen[waarin] het geproduceerd wordt, is het al zo gesteld [is al gesteld] dat het enkel geproduceerd is als drager van waarde en dat zijn gebruikswaarde slechts als voorwaarde hiervoor dient.]
EERDERE V:
het wordt in de vorm reeds gesteld hoe het product geproduceerd wordt, en door de verhoudingen, waarin het geproduceerd wordt, is eveneens gesteld, dat het slechts[enkel] geproduceerd is als drager van waarde en haar gebruikswaarde slechts als de voorwaarde hiervoor.
DIT LAATSTE ONJUIST: [in der Form, wie das Produkt produziert wird, und in Verhältnissen, worin es produziert wird, ist schon so gesetzt, daß es nur produziert ist als Träger von Wert und sein Gebrauchswert nur als Bedingung hierfür. RUWWEG=In de vorm[
waardescheppende, waardevormende, waardegevende, valorising activity=waardevormende activiteit
als de waarde die zich de waardegevende activiteit toe-eigent,
als de waardegevende activiteit zich toe-eigenende waarde
In de machinerie verschijnt de geobjectiveerde arbeid zelf niet alleen in de vorm van het product of van het product dat dient als arbeidsmiddel[of van het als arbeidsmiddel aangewende product-uit D], maar in de vorm van de productiekracht als zodanig.[UIT T EN!] ALT: De geobjectiveerde arbeid verschijnt in de machinerie direct zelf niet alleen in de vorm van het product of van het als arbeidsmiddel aangewende product, maar in die van de productiekracht als zodanig[zelf]. [UIT DUITS] De ontwikkeling van het arbeidsmiddel tot machinerie is voor het kapitaal geen toevallige zaak[toevalligheid], maar het is een historische omvorming van het traditioneel overgeleverde arbeidsmiddel tot een vorm die voor het kapitaal adequaat is. De accumulatie van kennis en van vaardigheden, van de algemene productieve krachten van het maatschappelijke brein [Hirns], is zo tegenover de arbeid in het kapitaal geabsorbeerd en doet zich voor als een eigenschap van het kapitaal, en specifieker, van het vaste kapitaal, voor zover het als eigenlijk productiemiddel in het productieproces intrede doet. De machinerie doet zich daarom voor als de meest adequate vorm van vast kapitaal en het vaste kapitaal, waar het kapitaal in zijn relatie tot zichzelf beschouwd wordt, [doet zich voor] als de meest adequate vorm van het kapitaal in het algemeen[überhaupt- als zodanig]. Anderszijds, in zoverre als het vaste kapitaal in zijn aanwezigheid als een bepaalde, specifieke [bestimmter] gebruikswaarde vastgeketend is[festgebannt?? geketend, betoverd, spellbound/in de ban], komt het niet overeen met het begrip van het kapitaal, dat, als waarde, onverschillig staat tegenover elke bepaalde vorm van gebruikswaarde, en elke vorm daarvan als gelijkwaardige incarnatie kan aannemen of zich ervan kan ontdoen. Van deze kant gezien, naar gelang de relatie van het kapitaal naar buiten toe, doet het circulerende kapitaal zich tegenover vast kapitaal voor als de meest adequate vorm tegenover het vaste kapitaal.
Op het stadium van de wildheid en dat van het barbarendom leefde de menselijke soort van producten van de natuur die zonder veel inbreng van arbeidskracht voortgebracht worden; op zulk een stadium, overheersen de verwantschaps- en familiesystemen als bepalende elementen - tijdens het latere stadium van de "beschaving", waarin het aantal mensen en het aandeel van menselijke arbeid in de productie van bestaansmiddelen groeit, ligt het grotere gewicht bij de productiesystemen. Vormen van het gezin en sociale vormen zijn vergankelijk; ze verdwijnen vanzelf nadat ze met hun kracht van traagheid lang weerstand hebben geboden. Morgan [N2_E] (wiens onderzoek door Engels gebruikt werd, via de aantekeningen van Marx over "Ancient Society" uit 1877) vond sporen van verdwenen gezinsvormen in de "verwantschapssystemen" van alle volken;FR en hoewel hij niet begon vanuit een uitgesproken materialistisch kader, observeerde hij dat naarmate de realiteit van het seksuele en reproductieve feit (gezin) varieert[verandert], de oude verwantschapssystemen met hun sociale en juridische consequenties overleven: deze systemen, zegt hij, zijn "passief".
En, voegt Marx toe, "hetzelfde is waar van [geldt voor]de politieke, juridische, religieuze, en filosofische systemen in het algemeen."
[8.0][Verder is het zo?/Verder/Bovendien], dat nNaarmate [verder] de machinerie zich met de accumulatie van de maatschappelijke wetenschap/kennis ontwikkelt, dat de algemene sociale arbeid zich niet voordoet in arbeid, maar in kapitaal.
Verder is het zo, dat naarmate de machinerie zich met de accumulatie van de maatschappelijke kennis ontwikkelt, het niet in de arbeid maar in het kapitaal is, dat de algemeen-maatschappelijke arbeid zich presenteert[vorm krijgt?geconstitueerd wordt?presenteert? - darstellt]. De productieve kracht van de maatschappij wordt afgemeten aan vast kapitaal, en bestaat daarin in objectieve vorm en omgekeerd ontwikkelt de productieve kracht van het kapitaal zich samen met deze algemene vooruitgang, die het kapitaal zich gratis toe-eigent. Dit is niet de plek om in detail in te gaan op de ontwikkeling van de machinerie; [maar ]eerder slechts veeleer slechts haar algemene aspect; in zover als het arbeidsmiddel, in zijn fysieke hoedanigheid[materiële[stoffelijke/fysieke] zin beschouwdgesproken], zijn directe vorm verliest en stoffelijk[fysiek] als kapitaal tegenover de arbeider komt te staan. De kennis verschijnt[doet zich] in de machinerie [voor] als iets vreemds dat buiten hem staat; en de levende arbeid verschijnt in ondergeschikte vorm onder de zelfstandig werkende geobjectiveerde vorm. De arbeider lijkt overtolligdoet zich als overtollig voor[schijnt overtollig], inzoverre als zijn handelen niet nodig is [bepaald is?vereist is? required ipv zoals in ENG vert., determined] door de [behoeften/vereisten] [van het kapitaal] [diff...]??
Het Hoofstuk over kapitaal (voortzetting)
De volle ontwikkeling van het kapitaal vindt daarom pas plaats of het kapitaal heeft pas de ermee[met zichzelf] overeenstemmende productiewijze tot stand gebracht[gesetzt- geponeerd]-, wanneer het arbeidsmiddel niet slechts formeel als vast kapitaal vorm gekregen heeft [bepaald is?bestimmt ist], maar in zijn directe vorm opgeheven [is], en het vaste kapitaal binnen het productieproces als machine tegenover de arbeid [als machine optreedt]optreedt[ ten tonele verschijnt]; [wanneer] het hele productieproces zich niet voordoet niet als ondergeschikt aan de directe vaardigheid van de werker ['voordoet' hier?], maar als technologische aanwending van de wetenschap. Het is daarom Het is daarom de tendens van het kapitaal om de productie een wetenschappelijk karakter te gevenis daarom de tendens van het kapitaal, en de directe arbeid te reduceren tot slechts een moment van dit proces. Evenals bij de omvorming van waarde tot kapitaal, toont zich bij de daarop volgende verdere ontwikkeling van het kapitaal, dat het enerzijds een bepaaldezekere gegeven [in een woord: zekere?] historische ontwikkeling van de productiekrachten veronderstelt - onder deze productiekrachten [valt] ook de wetenschap -, en anderszijds deze die aanvoortdrijft en versterkt[versterkt - forciert].
Hoe meer men doordrenkt is van de eigen cultuur van deze maatschappij doordrenkt is, hoe meer ook van de rottigheid[verrotting] daarvan. Het niet verdorvenaangetaste brein van degene die met zijn spieren werkt en de brandende kwalen van uitbuiting lijfelijk ervaartondervindt, zal zich er langer immuun voor kunnen houden. Het weliswaar geinfecteerde[zieke], maar immense kapitalisme is vandaag de dag nog steeds in staat hetsymptomen{ingev} met medicijnen te onderdrukken en, tot onze spijt[he;aas], hem op andere manieren compensatie te bieden. MaarHet brein van de intellectueel daarentegen, dat altijd in gefunctioneerd heeft - zij het in een onvrijwilligopgelegd ritme - in de illusie een "minder zwaremakkelijke baan" te hebben, is een machine die doorgaans in minder dan een paar decennia versleten is. De hedendaagse intellectuele arbeiders worden door mentale geestelijke bijziendheid[presbyopie=verziendheid?wazig zicht op korte afstand] getroffen en hebben enkel het vermogen tot routinematige activiteit in de sporen van een jarenlang aangeleerde routine te volgen.
En het is precies omdat we weten van de vergankelijkheid en de passiviteit van al dergelijke systemen dat we in staat zijn geweest om de burgerlijke en reactionaire filosofie van Voltaire's Candide[N3_E] achter ons te laten. De burgerij, net zoals ze corrupt geboren is en corrupt tenonder zal gaan, kan niet anders dan sceptisch ter wereld komen en sceptisch sterven. Definitief hierbij is de onderstaande dialoog der filistijnen:
"Denk je," zei Candide, "dat de mensheid altijd elkaar afgeslacht heeft? Waren ze altijd schuldig aan leugens, bedrog, verraad, ondankbaarbeid, onregelmatigheid[inconstancy], jalouzie, ambitie en wreedheid? Waren het altijd al dieven, dwazen, lafaards, [backbiters], vreetzakken, dronkaards, gierigaards, beschuldigers, bandelozen, fanatici en hypocrieten?" [EN based]
"Geloof je," zei Martin, "dat haviken altijd gewend zijn geweest om duiven te eten als deze op hun weg kwamen[als ze ze konden vangen]?"
[10.0]
De kwantitatieve omvang [schaal/Umfang], waarin, en de effectiviteit (intensiteit)[Intensivität] waarmee het kapitaal als vast kapitaal ontwikkeld is, geeft daarom überhaupt als zodanig de graad aan, waarin het kapitaal als kapitaal, als de macht over de levende arbeid ontwikkeld is en het productieproces aan zich onderworpen heeft. Ook in de zin, dat het de accumulatie van geobjectiveerde productiekrachten uitdrukt, en [ebenso- evenzo?] zo ook van de geobjectiveerde arbeid. Wanneer het kapitaal echter in de machinerie en andere stoffelijke vormen van aanwezigheid [te lett.: materiële bestaansvormen] van vast kapitaal, zoals spoorlijnen etc. (waarover we later te spreken komen/waar we later nog op zullen komen[?]) zichzelf eerst haar adequate gestalte als gebruikswaarde binnen het productieproces geeft, wil dat geenszins zeggen, dat deze gebruikswaarde - de machinerie op zich - kapitaal is, of dat haar bestaan als machinerie identiek is met haar bestaan als kapitaal; net zo min als goud ophoudt zijn[wegl] gebruikswaarde als goud te hebben[over... te beschikken], wanneer het geen geld meer was[zou zijn]. De machinerie verliest haar gebruikswaarde niet, wanneer ze op zou houden[ophield/ophoudt/zou ophouden?] kapitaal te zijn. Uit het feit, dat de machinerie de meest overeenkomstige vorm van de gebruikswaarde van het vaste kapitaal [is], volgt geenszins, dat de onderschikking onder de maatschappelijke verhouding van het kapitaal de meest overeenstemmendekomstige en laatste maatschappelijke productieverhouding [is][zal zijn??] voor de aanwending van de machinerie [is/zal zijn].
[11.0]
Een simpele formule voor de herders en de kuddes
De meest wijdverbreide mening over het "agrarische vraagstuk" is als volgt: Marx heeft zijn volledige kritiek van de bestaande maatschappij van de privéeconomie en de weg om het programma van de toekomstige maatschappij te verwezenlijken, gegrond op de confrontatie tussen de krachten van industriële kapitalisten en de fabrieksloonarbeiders - in de zin dat deze vorm alle andere vormen van de sociale productie zou insluiten[opslokken] en wegvagen. Toen kwam Lenin en heeft die alles vernieuwd en veranderd, doordat hij de botsing tussen de krachten van kleine boeren en grootgrondbezitters naar de voorgrond gehaaldbracht heeft en heeft laten zien, dat deze confrontatie in de dynamiek van revolutie eenzelfde - zo niet een grotere - plaats innemen kon als de industriële strijd. Uiteraard was voor de filisters beslissend dat Lenin dit niet alleen geschreven en gezegd heeft, maar dat hij met de krachten van de boeren daadwerkelijk een revolutie "gemaakt" heeft, en nog wel de enig historisch succesvolle! Nu moet deze spitsburger enkel[alleen] nog de keus [moet nog de keus maken/staat voor... de keus open]maken tussen de volgende twee alternatieven: het leninisme is de boerenrevolutie die voorafgaat aan de arbeidersrevolutie - danwel: het leninisme is de ontdekking van de manier om de boeren te bedotten zodat ze de arbeidersrevolutie doorvoeren (net als het liberalisme de ontdekking is van de manier om te zorgen dat boeren en arbeiders de kapitalistische revolutie voltrekken).
[11.0]In dezelfde
[12.1]Terwijl zo enerzijds de omvorming van het productieproces van het eenvoudige arbeidsproces tot een wetenschappelijk proces, dat de natuurkrachten aan zich onderwerpt en in dienst van menselijke behoeften doet werken,
[13.1]Het vaste kapitaal, in haar
[15.0]Want om hun eigen domheden te doen passeren, bedienen deze heren zich van het etiket: ze zijn geen "dogmatici". Nu zijn er twee soorten mensen, die men niet als dogmatisch kan aanmerken, namelijk degenen die door hun beheersing van de leer erbovenuit kunnen stijgen, en degenen, die er niet van op de hoogte zijn. Van de laatsten hebben we er, zoals ook Lenin, een reusachtig aantal ontmoet, en ze zouden een enorme
[15.0]Vast kapitaal en
Wat onszelf betreft, zijn we überhaupt niet gekrenkt[beledigd] als men ons van dogmatisme beschuldigt. Maar laten we Lenin aan het woord. Zijn werk uit 1901 over Het agrarische vraagstuk en de "critici" van Marx (de aanhalingstekens zijn van Vladimir) begint als volgt: " 'Demonstreren (...) dat het dogmatische marxisme, in agrarische kwesties, van standpunt verschoven is, is hetzelfde als een open deur intrappen...' Zo verklaarde vorig jaar de 'Russkoje Bogatstwo'4 uit de mond van de heer W. Tsjernov" (daarna een extreme opportunist geworden).
4. Russkoje Bogatstwo: tot 1918 in Petersburg verschijnend maandblad van liberale populisten.
[16.0]
[16.0]Hoewel tot nu toe vast kapitaal en circulerend kapitaal als verschillende voorbijgaande bepalingen van het kapitaal verschenen, zijn ze nu verhard tot specifieke bestaanswijzen daarvan, en verschijnt er naast het vaste kapitaal het circulerende kapitaal. Het zijn nu twee specifieke soorten kapitaal. In zover een kapitaal in een bepaalde tak van productie beschouwd wordt, doet het zich voor als opgedeeld in deze twee porties of valt het in bepaalde p[rop]orties uiteen in deze twee soorten kapitaal. [17.0]
[17.0]
Het onderscheid binnen het productieproces, van oorsprong[ENG: tussen??] [tussen] arbeidsmiddel en arbeidsmateriaal, en tenslotte arbeidsproduct, doet zich nu voor als [bestaand tussen] circulerend kapitaal (de laatste twee) en vast kapitaal [de eerste]*NOOT*. Het onderscheid binnen het kapitaal naar gelang zijn louter stoffelijke kant is nu in zijn vorm zelf opgenomen en verschijnt als er een onderscheid in aanbrengend.
*NOOT*: In het manuscript staat: "... doet zich nu voor als circulerend kapitaal (de eerste twee) en vast kapitaal".
[17.0]En Lenin vervolgt: "Dit 'dogmatische marxisme' bezit een eigenaardige eigenschap! Sinds tientallen jaren wordt door geleerden en nog grotere geleerderen plechtig verkondigd (en journalisten herhalen het letterlijk of variëren erop[of parafraseren het]), dat het marxisme door de 'kritiek' uit haar positie verdreven zou zijn - en desondanks zet iedere nieuwe criticus zich er opnieuw [van voren af aan] aan
[18.0]Voor een zienswijze zoals die van Lauderdale etc., waarin het kapitaal als zodaning, los van arbeid, waarde zou kunnen scheppen, en derhalve ook meerwaarde (of winst), is het vaste kapitaal - namelijk dat waarvan de stoffelijke aanwezigheid of gebruikswaarde de machinerie [is] - de vorm die haar oppervlakkige drogredenen nog de meeste glans geeft. Ertegenin te brengen, als bijv. in "Labour defended", dat de wegenbouwer weliswaar
[Bij??] Het circulerende kapitaal - eenmaal verondersteld, dat het zijn verschillende fases werkelijk doorloopt, - zorgt voor [bewerkt? brengt tot stand? bewirkt] de af- of toename, de beknoptheid of lengte [de korte of langere duur] van de circulatietijd, het gemakkelijkere of moeizamere afleggen van de verschillende fases van de circulatie een vermindering van de meerwaarde, die in een gegeven tijdskader gerealiseerd kan worden, zonder deze onderbrekingen - danwel omdat het aantal reproducties kleiner wordt, of omdat de hoeveelheid kapitaal die continu[voortdurend/bestendig] in het productieproces betrokken is [beständig im Produktionsprozeß begriffnen Kapitals], erdoor vermindert [kontrahiert wird/"tegengegaan"]. In beide gevallen is dit geen vermindering van de ver[voor]onderstelde [vorausgesetzte/veronderstelde/aanvankelijke?] waarde, maar een verminderde snelheid in de groei ervan. Zodra echter het vaste kapitaal zich tot een bepaalde omvang ontwikkeld heeft - en het is, zoals al aangegeven, deze omvang[Ausdehnung], die de maatstaf is voor de ontwikkeling van de grootschalige industrie überhaupt[als zodanig] -, [deze] neemt daarom toe in verhouding tot de ontwikkeling van de productiekrachten zelf - het is zelf de objectificatie van deze productiekrachten, [...]zij zijn zelf [zijn daarvan] het veronderstelde product ervan [het product dat er de voorwaarde van is] - vanaf dit ogenblik werkt iedere onderbreking van het productieproces direct als vermindering van het kapitaal zelf, van zijn [veronderstelde] waarde. De waarde van het vaste kapitaal wordt slechts gereproduceerd in zoverre het in het productieproces verbruikt wordt. Door onbruik verliest het zijn gebruikswaarde, zonder dat zijn waarde op het product overging. Hoe groter de schaal [trap=Stufenleiter] waarop het vaste kapitaal zich ontwikkelt, zoals we hier voor ogen hebben, des te sterker wordt de continuïteit van het productieproces of de aanhoudende stroom van de reproductie een externe dwingende voorwaarde voor de op kapitaal gegrondveste productiewijze.
Eerste zin: Das capital circulant (...) bewirkt die Ab- oder Zunahme (...) eine Verminderung des Surpluswerts -> English trans differs from possible meaning (comma inserted)
[19.0]Wat een verschil tussen de taal van Lenin en die van Stalin over "dogmatici en talmoedisten", met de geniale variant: "talmoedisten en dogmatici"! Talmoedisten wellicht, maar in elk geval geen pooiers of renegaten. We werden eens
[20.0]
De toe-eigening van levende arbeid door het kapitaal bereikt in de machinerie ook in dit opzicht een directe realiteit: het[Het] is enerzijds direct uit de wetenschap ontspringende analyse en benutting van mechanische en chemische wetmatigheden, die de machine in staat stelt om dezelfde arbeid te verrichten die eerder door de arbeider gedaan werd. De ontwikkeling van de machinerie in deze richting[auf diesem Weg] begint echter pastreedt echter pas in, wanneer de grote industrie al een hogere trap bereikt heeft en de gezamenlijke wetenschappen in dienst van het kapitaal gevangen genomen zijn; anderzijds de voorhanden zijnde machinerie zelf reeds grote vermogens/hulpmiddelen biedt[garandeert, gewährt]. Het uitvinderschap wordt dan een bedrijfstak en de toepassing van de wetenschap op de directe productie zelf een bepalende factor en haar wenkende perspectief[sollizitierender Gesichtspunkt]. Dit is echter niet de route waarop de machinerie, merendeels, tot stand gekomen is, en nog minder die waarop ze in detail vooruitschrijdt[haar vooruitgang boekt]. Deze weg is de analyse - door de deling van de arbeid, waardoor de handelingen van de arbeider steeds verder in mechanische omgevormd worden, zodat er op een zeker punt een mechanisme voor hem in de plaats gesteld kan worden. (Zie onder economie van kracht[macht?].[Ad economy of power.]) Hier lijkt het dus zo dat direct et doet zich hier zo voor dat de de bepaalde manier van werken overgedragen wordt van de arbeider op het kapitaal in de vorm van de machine, en door deze overdracht zijn eigen arbeidsvermogen gedevalueerd wordt. Daaruit volgend, het gevecht dat de arbeiders tegen de machinerie voeren. Wat de activiteit van de levende arbeider was, wordt de activiteit van de machine. Zo wordt de arbeider op ruwe zintuiglijke wijze geconfronteerd met de toe-eigening van de arbeid door het kapitaal, [met] het kapitaal als de levende arbeid in zich opnemend - "als had het de liefde in het lijf"NOOT - geconfronteerd.
Goethe Faust Kapitel 8, bestaande vertaling zoeken.NOOT 'als hatt' es Lieb im Leibe', Goethe, Faust, Deel I, Akte 5, Auerbach's kelder in Leipzig.NAZOEKEN
Lenin en de "handleidingen"
In 1899 schreef Lenin een serie artikelen tegen de hierboven aangehaalde Boelgakov, die een "scherpe" kritiek van het in 1890 in Duitsland verschenen "Het agrarische vraagstuk - een overzicht over de tendensen van de moderne landbouw en de agrarische politiek van de sociaaldemocratie" van Kautsky gepubliceerd had.
[20.0]
[21.0]
Dezelfde Boelgakov liet, voordat hij Kautsky te lijf ging, zich gewijd, verkondigd vernemen dat hij vastgesteld had dat [naar zijn eigen vaststelling]ook Marx "deels onjuiste voorstellingen" van de dingen had. Die onjuistheid, waar we later op terugkomen, bestond eruit dat hij[Marx] de in de industrie geldende wet van de tendentiële daling van de winstvoet als gevolg van de stijging van de organische samenstelling van het kapitaal (meer constant, minder variabel kapitaal, ofwel meer machines en grondstof, minder menselijke arbeid) ook voor de landbouw van wilde toepassing achtte. Lenin bewijst de geldigheid van deze wet zo treffend, dat het moeilijk is om niet gelijk te denken aan Stalin, die deze in zijn laatste theoretische werk überhauptin zijn geheelvolledigheid bij het grofvuil probeertde te zetten. [noot5/8]
Zie Stalin, De economische problemen[vraagstukken] van het socialisme in de USSR[Sovjet-unie], 1952 en Amadeo Bordiga - Dialogato con Stalin, 1952.
[21.0]Contradictie
[22.0]Natuurlijk verschanst Boelgakov zich hier achter materiaal dat aangedragen is door deskundigen, professoren "agronomie" en "economie": "'Er is bij Kautsky even weinig werkelijke agronomie als economie te vinden'", "'gaat met frasen de serieuze wetenschappelijke vragen uit de weg.'" [Kautsky] "laat op deze gegevens [het gaat hier om eigenschappen van de landbouw in het feodale tijdperk] geen economische analyse volgen". "'Al deze gegevens had men ook kunnen ontlenen aan willekeurig welk handboek voor agrarische economie'". [22.1]De uitruil van levende arbeid tegen geobjectiveerde arbeid, dat wil zeggen het stellen van de maatschappelijke arbeid in de vorm van de tegenstelling van kapitaal en loonarbeid - is de laatste
Arbeid doet zich niet meer zozeer voor als [lijkt niet meer zozeer] inbesloten in het productieproces; veeleereerder gaat de mens zich eerder [veelmeer gaat de mens...] als [een] toezichthouder en regelaar tot het productieproces verhouden. (Wat opgaat voor machinerie gaat evenzeer op voor de combinatie van menselijke activiteiten en de ontwikkeling van het maatschappelijk verkeer.) Niet langer voegt [brengt] de arbeider een aangepast natuurlijk werktuig [voorwerp] in als verbinding [als Mittelglied] tussen het object (Object) en hem/haarzelf; eerder brengt hij het natuurlijke proces, dat omgevormd is tot een industrieel proces, in als een middel tussen hemzelf en de onorganische natuur, om [teneinde] het [dat] dit meester te worden. Hij treedt opzij ten opzichte van [in verhouding tot] stelt zich naast het productieproces op [stelt zich /er/naast op?] in plaats van dat hij ervan[daarvan | er] de primaire handelende persoon [actor] [van] is. In deze transformatie is het noch de directe menselijke arbeid die hij zelf levert, noch de hoeveelheid tijd die hij werkt, maar in werkelijkheid de toe-eigening van zijn algemene productieve vermogen, zijn begrip van de natuur en zijn meesterschap daarover door zijn aanwezigheid als een maatschappelijk lichaam [Dasein als Gesellschaftskörper] [maatschappelijke entiteit?wezen?] - het is, kort gezegd, de ontwikkeling van het maatschappelijke individu die zichverschijnt als de belangrijkste pijler van de productie en de rijkdom voordoet.
De diefstal van vreemde arbeidstijd, waarop de bestaande rijkdom gebaseerd is, doet zich voor als een ellendig fundament in tegenstelling tot dit nieuwe, dat door de grootschalige industrie zelf voortgebracht is. Zodra arbeid in de directe vorm opgehouden is om de grote bron van rijkdom te zijn, houdt arbeidstijd op en moet zij ook ophoudene ook ophouden ervan [daarvan /als /de/maatstaf ervan te fungeren] de maat van te zijn[vormen], en zo ook [moet]ruilwaarde (ophouden om de [als] maatstaf te fungeren van) van de gebruikswaarde. De meerarbeid van de massa is opgehouden de voorwaarde te zijn voor de ontwikkeling van algemene rijkdom, net als het niet-werken van de enkelen voor de ontwikkeling van de algemene krachten van het menselijke hoofd. Daarmee stort de op de ruilwaarde berustende productie in, en wordt het het directe materiële productieproces toegestaan om zich van de haar vorm van nooddruftigheid[armzaligheid][nooddruftigheid] en tegenstelling vrij te maken[te strippen/gestript te worden] af te stropen. De vrije ontwikkeling van de individuele persoonlijkheid, dus niet de vermindering van noodzakelijke arbeid om meerarbeid tot stand te brengen in het leven te roepen[te poneren], maar überhaupt met het oogmerk om in het algemeen de noodzakelijke maatschappelijke arbeid van de maatschappij tot een minimum terug te brengen, dat dan overeenstemt met de artistieke, wetenschappelijke etc. ontwikkeling van de individuen in de voor hen allen vrijgemaakte tijd, en ['en' wegl] met de [door hen?] voortgebrachte middelen [OF: geen komma- in de voor hen allen vrij geworden tijd en met de [door hen] voortgebrachte middelen.
[Onderstaande opnieuw vertalen vanuit Duits]
Het kapitaal is zelf de bewegende tegenstelling doordat het ertoe drijft om de arbeidstijd tot een minimum terug te brengen, terwijl het, anderzijds, arbeidstijd tot de enige maat en bron van rijkdom verheft[posits]. Het vermindert zo de arbeidstijd in de noodzakelijke vorm teneinde die in de overtollige vorm te vermeerderen; en stelt de overtollige vorm in toenemende mate als voorwaarde - vraag van leven of dood - voor de noodzakelijke. Aan de ene kant, dan, roept het alle krachten van de wetenschap en de natuur, evenals van de sociale samenwerking en het sociale verkeer in het[tot?] leven, teneinde [om] het voortbrengen van rijkdom (relatief) onafhankelijk te maken van de arbeidstijd die eraan besteed wordt. Aan de andere kant, wil het de arbeidstijd hanteren als maatstaf voor de gigantische sociale krachten die zo [op die manier] voortgebracht worden, en ze inperken binnen de kaders die nodig zijn om de al voortgebrachte waarde als waarde te behouden. Productiekrachten en sociale verhoudingen - twee verschillende kanten van de ontwikkeling van het maatschappelijke individu - doen zich aan het kapitaal voor als niet meer dan [enkel] middelen, en zijn [ervoor] ook slechts [enkel] middelen voor haar [het kapitaal, onzijdig - ervoor] om op haar [zijn] beperkte basis te produceren. In feite, echter, zijn het de materiële voorwaarden om haar[dit fundament] op te blazen[ in de lucht te doen springen]. 'Werkelijk rijk is een land, als de werkdag 6 in plaats van 12 uur lang is. Rijkdom is geen commando[beschikking] over uren meerarbeid [surplus labour time]' (werkelijke rijkdom), 'maar veeleer, besteedbare tijd buiten het deel dat in de directe productie nodig is, voor elk individu en voor de hele maatschappij.' (The Source and the Remedy etc. 1821, p.6.)
MERENDEELS VANUIT HET ENGELS VERTAALD, OPNIEUW.
HOE TE VERTALEN: surplus labour time hier:"uren meerarbeid", elders "surplusarbeidstijd" (of met spatie/koppelteken)
[23.0]
De natuur bouwt geen machines, geen locomotieven, spoorwegen, electrische telegrafen, automatische spinmachines etc. Dit zijn voortbrengselen van menselijke industrie; natuurlijk materiaal, omgevormd tot organen van de menselijke wil over de natuur, van menselijke deelname in de natuur. Het zijn organen van het menselijk brein, gemaakt door mensenhanden [het zijn door de mensenhand gemaakte organen van het menselijke brein]; de kracht van kennis, die geobjectiveerd is [geobjectiveerde kracht van de kennis]. De ontwikkeling van het vaste kapitaal geeft aan tot welke graad [mate/niveau] de algemene sociale kennis, knowledge, een directe productiekracht geworden is, en in welke mate[graad etc], derhalve, de omstandigheden van het maatschappelijk leven zelf onder de controle zijn komen te vallen van het algemene intellect [general intellect] en daarmee overeenkomstig omgevormd zijn. Tot welke graad de krachten van de maatschappelijke productie voortgebracht zijn, niet alleen in de vorm van kennis, maar ook als de directe organen van maatschappelijke praktijk,[;] van het werkelijke levensproces. [VANUIT EN, tussen haken uit DUITS]
Na zich erin verdiept te hebben[na zich de moeite getroost te hebben zich erin te verdiepen], weerspreekt Lenin Boelgakov's gunstige opvatting over deze wetenschappelijke handleidingen. Hij noemt er enkele, maar in geen ervan vindt hij een weergave van "de omwenteling die het kapitalisme in de landbouw bewerkstelligd heeft, terwijl geen ervan zich ook maar ten doel stelt een algemeen beeld te schetsen van de overgang van de feodale naar de kapitalistische economie" [LW 4, p. 104].
[24.0]Betekenis
[25.0]
[25.0]
[26.0]In elk onderwerp dat ze behandelen, gaan marxisten zo te werk: ze beschrijven niet - zoals in een nuchter statistisch-bureaucratisch verslag - datgene wat overal waarneembaar is, maar zoeken naar het ontstaan, de vordering, de ontwikkeling daarvan in de tijd, tot oorsprongen die al ver achter ons liggen, om zo het tijdelijke en vergankelijke erin aan te tonen dat zich aan de doorsnee wetenschapper als eeuwig en bestendig voordoet. [26.1][[De voortbrenging van een grote hoeveelheid besteedbare tijd [disposable time] buiten de noodzakelijke arbeidstijd voor de maatschappij als zodanig en ieder van haar leden (d.w.z. ruimte voor de ontwikkeling van de volle productiekrachten van de individuen, en bijgevolg ook van de maatschappij), deze voortbrenging van niet-arbeidstijd doet zich
[27.0]"
[28.0] [28.1]
[[Naarmate met de ontwikkeling van de grootschalige industrie de basis waarop zij rust, de toeeigening van vreemde arbeidstijd, ophoudt de rijkdom uit te maken [te vormen?] of voort te brengen, zo houdt daarmee ook de directe arbeid als zodanig op de basis van de productie te zijn, aangezien deze enerzijds tot een meer toezichthoudende en regelende activiteit omgevormd wordt; maar daarnaast ook, omdat het product ophoudt het product van geïsoleerde directe arbeid te zijn en het veel meer de combinatie van maatschappelijke activiteit is, die zich als de producent voordoet. "Zodra [wanneer]de arbeidsdeling zich ontwikkelt, wordt bijna ieder stuk werk dat door een enkel individu verricht wordt een deel van een geheel, dat op zich zelf geen waarde of nut [op zich] heeft. Er is niets waarop de arbeider beslag kan leggen: dit is mijn product, dit houd ik voor mijzelf." (Labour defended, 1, 2, XI.)
Eerder: [Maar ook omdat het product ophoudt het product van geïsoleerde directe arbeid te zijn, is het veelmeer de combinatie van sociale activiteit die zich als de producent voordoet[doet ...zich voor als...]
Binnen het productieproces van het kapitaal zelf verhoudt dDe voor de productie van vast kapitaal gebruikte [aangewende] arbeidstijd verhoudt zich binnen het productieproces van het kapitaal zelf tot de voor productie van circulerend kapitaal aangewende, als meerarbeidstijd tot de noodzakelijke [arbeidstijd]. In de mate waarin de op bevrediging van directe behoeften gerichte productie productiever [is], kan een groter deel van de productie op bevrediging van de productiebehoeften zelf of op de productie van productiemiddelen gericht worden. Voorzover de productie van vast kapitaal ook stoffelijk beschouwd direct gericht is, niet op voortbrenging van directe gebruikswaarden, noch op voortbrenging van waarden die voor de directe reproductie van het kapitaal vereist zijn - en dus in de waardeschepping zelf weer relatief de gebruikswaarde vertegenwoordigen -, maar op de voortbrenging van middelen tot waardeschepping, ofwel niet op waarde als direct object, maar op de waardeschepping, de middelen [DIE MITTEL IS MV!] van de waardeschepping als direct object [of 'aim'?] van productieproductiedoel[het directe doel van productie] - [in zoverre is?]de voortbrenging van waarde stoffelijk in het object van de productie zelf gesteld als productiedoel, de objectificatie van productiekracht, de waardevoortbrengende kracht van het kapitaal -, [in zoverre? structuur v zin??] is het in de voortbrenging van vast kapitaal, tot een hogere macht dan in de voortbrenging van circulerend kapitaal, waar/dat? het kapitaal zichzelf als haar eigen doel [Selbstzweck] stelt, en zich als kapitaal werkzaam voordoet[ten tonele verschijnt. Ook van deze kant bezien vormt daarom de dimensie die het vaste kapitaal al kenmerkt en die de productie daarvan in de omvattende productie inneemt, de maatstaf voor de ontwikkeling van de rijkdom die op de productiewijze van het kapitaal gebaseerd is.
"De hoeveelheidHet aantal van de arbeiders is in zoverre even sterk afhankelijk van circulerend kapitaal, als dat zij afhankelijk is van de hoeveelheid aan producten van gelijktijdig werkzame arbeid, die de arbeiders zelf mogen verbruiken." (Labour defended.)
[30.0]
[30.0] [30.1]De hierboven geciteerde, van verschillende economen afkomstige fragmenten hebben alle betrekking op het vaste kapitaal als het deel van het kapitaal dat ingesloten is in het productieproces. "Circulerend kapitaal wordt opgebruikt; vast kapitaal wordt enkel gebruikt in het
[32.0]Werkelijke besparing - economie - = besparing van arbeidstijd = ontwikkeling van productiekracht. Opheffing van de tegenstelling tussen vrije tijd en arbeidstijd. - Ware opvatting van het maatschappelijke productieproces. [32.0] [32.0]
[33.0] [33.0]
[33.1][[Werkelijke economie - besparing - bestaat in de besparing van arbeidstijd; (minimum (en reductie tot het minimum) van de productiekosten); deze besparing [is] echter identiek met ontwikkeling van de productiekracht. Ofwel geenszins ontzegging van genot, maar ontwikkeling van kracht, van vermogens tot productie en daaruit volgend van de consumptievermogens, evenals de consumptiemiddelen. Het consumptievermogen is er voorwaarde voor, ofwel haar eerste middel en dit vermogen is de ontwikkeling van een individueel potentieel, productiekracht. De besparing van arbeidstijd tegelijk vermenigvuldiging van vrije tijd, d.w.z. tijd voor de volle
[35.0] [35.0]
[36.0] [36.0]
[37.0] [37.0]
[38.0]
[38.0] [39.0] [39.0]
[40.0]
[40.0] [41.0]
[42.0]
[43.0]
[44.0]
“…[Maar in feite,]Wanneer ze van haar beperkte burgerlijke vorm ontdaan is, wat is welvaart dan, zo niet de universaliteit van behoeften, capaciteiten, genietingen, productieve vermogens, etc. van individuen, die in universele ruil voortgebracht worden? Wat is ze, zo niet de volwaardige ontwikkeling van de menselijke beschikking over de krachten van de natuur - die van haar eigen natuur evenals die van de zogenaamde “natuur”? Wat is ze, zo niet de absolute ontplooiing van zijn creatieve geaardheden, zonder enige voorwaarde vooraf, anders dan de eerdere historische evolutie die de totaliteit van deze evolutie- d.w.z. de evolutie van menselijke vermogens als zodanig, niet afgemeten aan enig eerder vastgestelde maatstaf, tot doel op zich maakt? Wat is dit, zo niet een situatie waar de mens zich niet in enigerlei bepaalde vorm voortbrengt, maar zijn totaliteit produceert? Waar deze niet streeft om iets te blijven dat door het verleden bepaald is, maar betrokken is in [deel uitmaakt van/deel is aan] het absolute wordingsproces [absolute proces van het worden]?”
"Pre-kapitalistische economische formaties", Grondplan van de kritiek van de politieke economie
[45.0]
[46.0]
[47.0]
[48.0]
[49.0]
[111.0] [1000.0]